Begin gemakkelijk door 3 wijnen in drie glazen in te schenken en deze naast elkaar te zetten.
Zelfs dit vereist al enige discipline. Je moet de glazen gaan benoemen: 1,2,3”; of: “” links, midden, rechts”. Natuurlijk moet de flessen dan ook zo benoemen.
Zet de glazen ook steeds weer zo terug op de tafel.
Je gaat nu beginnen om de verschillen er uit te halen door te kijken, te ruiken en te proeven. Je gaat ze dus beschrijven. Je gaat iets zeggen over:
de kleur van de wijn
de consistentie van de wijn (hoe “hangt de wijn in het glas”)
de geuren in de wijn en hun kracht
de smaken in de wijn en hun kracht
de kracht van de wijn
de lengte van de afdronk (hoe lang proef je de wijn nog nadat je hem doorslikt)